de ontwikkelingen uit het verleden. Naast analyse van het beschikbare cijfermateriaal is literatuurstudie gedaan en zijn interviews gehouden. Kwantitatieve analyse De kwantitatieve analyse brengt het aantal erven in het landelijk gebied in beeld, welke van deze erven momenteel in agrarisch gebruik zijn en welke erven met bijbehorende vierkante meters bebouwing op basis van scenario’s tot 2030 vrijkomen. Hiervoor is een combinatie gemaakt van de volgende (geo)databronnen, die tezamen inzicht geven in de situatie in 2012: • Geografische Informatie Agrarische Bedrijven bestand (GIAB), peiljaar 2011 en 2012, • Afbakening buitengebied, 2011 (Alterra), • Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG), 2012, • Kadastrale percelen 2010, uit de Basisregistratie Kadaster (BRK). • Erf in het buitengebied, • Agrarisch of niet-agrarisch erf, • Type bedrijf, • Economische omvang, • Leeftijd bedrijfshoofd, • Opvolgingssituatie, • Type gebouw (woonhuis of overig), • Omvang gebouwen in m2, • Bouwjaar gebouwen. Door een combinatie te maken van deze (geo)data is het mogelijk om van een erf in het buitengebied de volgende eigenschappen te achterhalen: 3 Is er sprake van meerdere bedrijfsregistraties op één locatie, dan zijn de bedrijfsgegevens per locatie (postcode-huisnummercombinatie) bij elkaar gevoegd. De glastuinbouw blijft in deze studie buiten beschouwing. Deze sector kent zijn eigen dynamiek en ruimtelijke ontwikkeling. In de Basisregistratie Adressen en Gebouwen zijn ook kassen opgenomen, maar deze zijn niet als zodanig te onderscheiden. Om toch het onderscheid te maken, zijn de volgende bedrijfstypen volgens de NEG-typologie1 2111 Glasgroentebedrijven 2121 Snijbloemenbedrijven 2122 Pot- en perkplantenbedrijven 2131 Overige glastuinbouwbedrijven buiten de analyse gehouden: Interviews Het stoppen van een agrarisch bedrijf betekent niet direct dat er sprake is van een erftransformatie. Niet zelden blijft de stoppende boer wonen in zijn boerderij en verandert er niet veel op het erf. De kans op verandering is groter bij een generatiewisseling of na verkoop van de boerderij. Daarnaast kan de potentie van het erf (voorzieningen in de omgeving, type bebouwing, aantrekkelijkheid van het omliggende landschap) belangrijk zijn. Ook kunnen het gevoerde beleid en het beschikbare beleidsinstrumentarium van invloed zijn op de mogelijkheden voor erftransformaties en het tempo waarin ze zich voltrekken. 1 NEG-typologie: Typering van een agrarisch bedrijf op grond van de landbouwactiviteiten op het bedrijf. In EU-verband is een gemeenschappelijke typologie ontwikkeld op basis van het brutostandaardsaldo. De NEG-typering is de Nederlandse variant daarvan. Hierin worden acht hoofdbedrijfstypen onderscheiden, te weten vijf zogenoemde enkelvoudige hoofdtypen (akkerbouwbedrijven, tuinbouwbedrijven, blijvende teeltbedrijven, graasdierbedrijven en hokdierbedrijven), en drie combinaties (gewassencombinaties, veeteeltcombinaties en gewassen/veeteeltcombinaties). Een bedrijf behoort tot een bepaald bedrijfstype als tweederde of meer van het brutostandaardsaldo van een bepaalde landbouwactiviteit afkomstig is. Pagina 14

Pagina 16

Heeft u een lesmateriaal, noviafacts of web verenigingsbladen? Gebruik Online Touch: boek online bladerbaar uitgeven.

583 Lees publicatie 238Home


You need flash player to view this online publication