gaat over verdeling en afwentelingmechanismen: tussen de sociale, economische en ecologische domeinen, tussen hier en ginds, tussen nu en de toekomst. Daarmee is het probleem anders gedefinieerd, maar niet kleiner geworden. Mag de voorraad natuur kleiner worden als de economische en sociale voorraden veel groter worden? Hoe moet de voorraad natuur verdeeld worden over de wereld? Is een rechtvaardige verdeling denkbaar en is die ook efficiënt? Mag de voorraad natuur tijdelijk kleiner worden omdat we in de toekomst betere technieken tot onze beschikking zullen hebben? Mogen we een gokje wagen of moeten we een voorzorgsprincipe hanteren? Al met al gaan morele of principiële argumenten, distributieof rechtvaardigheidstheorieën, maatstaven voor efficiëntie of monetarisering van voorraden, ons geen eenduidige basis geven om tot consensus over handelingsperspectieven te komen. Zoals een moreel debat niet kan eindigen in het gelijk van een van de deelnemers, maar op zijn best in overeenstemming, zo kan het debat over de toekomst van het leven op aarde niet op basis van één type argumentatie worden beslecht. Sinds hij uit Afrika vertrok, bleek de mens overal waar hij aankwam in staat om soorten in een mum van tijd van de aardbodem te doen verdwijnen. Hij zal zich daar niet van bewust zijn geweest en zag het uitsterven van een soort in eerste instantie wellicht als een lokaal verschijnsel. De potentie om te vernietigen en de potentie om te behouden, zijn sinds die tijd beide snel gegroeid. Een voordeel van deze tijd is dat we wereldwijd kunnen weten wat er aan de hand is. Maar dat wereldwijde bewustzijn helpt niet als het debat op zoveel schalen en plekken tegelijk wordt gevoerd en iedereen kan verwijzen naar verantwoordelijkheid van anderen. Bovendien zijn bedrijven, maatschappelijke organisaties, overheden en burgers in een nieuwe verhouding komen te staan, 138 139 waarbij de verantwoordelijkheden nog niet goed zijn uitgekristalliseerd. Zo pluriform als het vraagstuk is, zo pluriform zal ook de inzet van middelen moeten zijn om het uitsterven van soorten te vermijden en iedereen een aangename leefomgeving te bezorgen. Concluderend: redeneringen zoals die van Haring lijken te passen in de platte biologisering van ons mensbeeld: daarin is geen plaats voor liefde, verwondering, schaamte of schuld. De reductie van het soortenvraagstuk tot een utilitaire kwestie is een aardige intellectuele oefening, maar helpt ons niet verder bij het maken van wezenlijke keuzes. Pagina 70

Pagina 72

Scoor meer met een e-commerce shop in uw artikelen. Velen gingen u voor en publiceerden PDF-en online.

546 Lees publicatie 216Home


You need flash player to view this online publication