van Alaska naar het uiterste zuiden van Patagonië. Grote delen van Amerika leken toen nog op de Serengeti nu, met grote kudden olifanten, paarden, luiaards, leeuwen en kamelen. Het is moeilijk voorstelbaar, maar al deze soorten die verschillende ijstijden hadden overleefd, verdwenen binnen duizend jaar. Diamond laat zien dat bij een bevolkingsgroei van 1,1 %, een groep van honderd mensen in duizend jaar kan uitgroeien tot een bevolking van tien miljoen, en dat een dergelijke bevolking in staat is hele populaties uit te roeien. Hoe krijgen aanvankelijke kleine groepen mensen dat in een enorm continent zo snel voor elkaar? De verklaring ligt volgens Diamond in het feit dat deze dieren nog nooit mensen hadden gezien. Ze waren makkelijk te benaderen en het duurde lang (vaak te lang) voordat ze makheid hadden verloren. Vanwege de andere omstandigheden bleven in Afrika wel veel grote zoogdieren over. In de eerste plaats was daar sprake van coevolutie. Dieren hadden de kans om te leren dat mensen gevaarlijk waren. In de tweede plaats waren de aanwezige diersoorten toevallig niet goed domesticeerbaar; een zebra bijvoorbeeld is niet te temmen. En omdat er weinig voedselgewassen waren die zich leenden voor domesticatie, bleven de menselijke populaties klein. De mensen ten zuiden van de Sahara waren zo niet in staat de grote kuddes uit te roeien. Bij evolutionaire processen denken veel mensen aan perioden van miljoenen jaren. De ecosystemen van West-Europa zijn echter onder invloed van het klimaat in veel kortere perioden rigoureus veranderd. Zo’n 40.000 jaar geleden was Nederland voor een groot deel bedekt door gletsjers. Toen die zich terugtrokken, lieten ze kaal land achter. Daar ontwikkelde zich een steppetoendra met laagblijvende planten. Duizenden jaren leefden daar groepen mammoeten en oervormen van runderen en kamelen en tijgers. 96 In de ondergrond zijn hun botten nog overal te vinden. Ze werden bejaagd door Neanderthalers. Zo’n 20.000 jaar geleden werd het opnieuw kouder en droger, maar er kwamen geen gletsjers meer. Vanaf 12.000 jaar geleden werd het snel warmer. De zee begon te stijgen en een paar duizend jaar later werden Engeland en Ierland eilanden. De dieren van de toendra’s verdwenen naar het noorden. Uit warmere streken trokken wilde paarden, edelherten, runderen en mensen Noordwest-Europa in. Daarna volgden ook de planten en bomen die nu hier voorkomen. De vestiging van een nieuwe flora en fauna op de toendra stond vanaf het begin onder invloed van menselijke jacht. Vanaf de laatste ijstijd hebben mensen en ecosystemen in Europa elkaar intensief beïnvloed. In de tijd van de piramides, nog slechts vierduizend jaar geleden, werd de dwergmammoet, een afstammeling van de mammoet, uitgeroeid. In het mediterrane gebied verdwenen onder invloed van de mens 3000 tot 2000 jaar geleden veel soorten die wij nu Afrikaans vinden: leeuwen, olifanten en neushoorns. Sinds het begin van de jaartelling zijn in Noordwest-Europa ongetwijfeld nog veel soorten verdwenen waarover niets schriftelijk is vastgelegd. Het Europees rund verdween in de zeventiende eeuw en het wilde paard in de negentiende eeuw. Vele andere soorten werden teruggedrongen naar de periferie van Europa. Het is onmogelijk om in Europa nog een gebied aan te wijzen waar de ecosystemen niet intensief zijn beïnvloed door de mens. De huidige pogingen om grazers in te zetten voor een natuurlijker beheer zijn een aardig begin, maar leiden niet tot iets dat vergelijkbaar is met de begrazing op enig moment in de geschiedenis tussen ijstijd het begin van de jaartelling of zelfs Middeleeuwen. Het palet aan grazers verschilt te veel met de toenmalige situatie. De verhouding tussen grazers en roofdieren is nog min97 Pagina 49

Pagina 51

Voor tijdschriften, online brochures en cursussen zie het Online Touch content management system systeem. Met de mogelijkheid voor een webwinkel in uw clubbladen.

546 Lees publicatie 216Home


You need flash player to view this online publication