het sublieme en verwantschap ontstaan op dat raakvlak. Om kinderen zo’n ervaring op te laten doen, zijn concrete gebieden nodig en een oplossing voor het probleem dat aan de ene kant een autonome ervaring gewenst is en aan de andere kant het thema ‘veiligheid’ steeds dominanter wordt. Kinderen een wilderniservaring in Nederland op laten doen, is dan ook een gemeenschappelijk opgave van gepassioneerde ervaringsdeskundigen, onderwijs en terreinbeheerders. Het streven om kinderen kennis te laten maken met natuur wordt vooral gedragen door mensen die werkten bij organisaties voor natuur- en milieueducatie en terreinbeheerders die natuurervaringen zelf belangrijk vinden. In de tijd dat de overheid daar ruimte voor bood en natuureducatie stimuleerde via subsidies aan NME-organisaties en er bij de terreinbeheerders de financiële ruimte was om hier ondersteuning aan de bieden, waren de resultaten al beperkt omdat het steeds minder aansloot bij het schoolse curriculum en de kennis van leerkrachten. Nu NME-organisaties en terreinbeheerders minder overheidssubsidie krijgen, dreigt het perspectief nog somberder te worden. Zo komen we op het tweede thema: alles wat kinderen gelukkig en harmonisch maakt, lijkt niet meer te worden gezien als overheidstaak en nauwelijks nog als onderwijstaak. Steeds vaker horen we de gevleugelde uitspraak dat de overheid geen geluksmachine is. Inderdaad ziet de overheid het steeds minder als taak om onderwijs bij te laten dragen aan een brede culturele, sociale of spirituele vorming. Het leren onderhouden van relaties, leren genieten van kunst, goed leren koken, het oplossen van conflicten, respectvol omgaan met verschillen... het is niet meer van belang in het curriculum. Van de nood een deugd makend, dringt zich het inzicht op dat we niet langer onze kaarten moeten zetten op een natuureducatie 248 die geïsoleerd staat van het normale onderwijs. Juist ook ons pleidooi voor een naturalistisch mens- en natuurbeeld vraagt om het ontwikkelen van een compleet concept − scholen bijvoorbeeld waar het ontwikkelen van het intellect gepaard gaat met de ontwikkeling van geesteswetenschappelijke vaardigheden, zoals Nussbaum bepleit in Not for profit (2010); mét aandacht voor de lichamelijke kant. Bewegen en goede voeding zijn noodzakelijk om te voorkomen dat hele generaties te dik worden, te weinig energie hebben en later dure chronische ziekten ontwikkelen. De afzonderlijk wensen op het punt van voeding, cultuuroverdracht, sociale vaardigheden, gezondheid en natuurervaringen zijn allemaal afzonderlijk te zwak om tot een koerswending te leiden. Laten we daarom beginnen met een nieuwe schoolstrijd: een strijd voor brede scholen op goede plekken waar gewerkt wordt aan brede vorming van gezonde kinderen. Laten we plek voor plek een nieuw schooltype opbouwen. Een derde verschijnsel is dat mensen minder een band op lijken te bouwen met hun bezittingen. Het belangrijkste criterium om iets te willen hebben, lijkt dat het om iets nieuws moet gaan: iets wat kapot is, wordt steeds minder vaak gerepareerd. De omloopsnelheid van apparaten, populaire plekken en prullaria is zo groot dat alles in de sfeer van het leasen terechtkomt. We wonen in huizen alsof we er logeren. Het is maar voor een enkeling weggelegd om de omgeving naar zijn hand te zetten. We reizen meer, en zijn meer op plekken die transit als enige kwaliteit hebben, zoals snelwegen, formule-1-hotels en luchthavens. Rifkin ziet dat deze mondiale trend in de Verenigde Staten al veel verder is dan hier. In The Age of Access laat hij zien dat het meer en meer gaat om toegang (access), en steeds minder om fysiek bezit. Wat betekent onze andere verhouding met locatie en materie 249 Pagina 125

Pagina 127

Heeft u een tijdschrift, digi brochure of web publicaties? Gebruik Online Touch: onderwijs catalogus digitaal uitgeven.

546 Lees publicatie 216Home


You need flash player to view this online publication